Paasmaandag 15 april 1979 in Ecône

In de naam van de Vader en de Zoon en de H. Geest. Amen.

Geliefde broeders, Goede vrienden,

In deze tijd van verwarring in de leer van de Kerk zou men geneigd zijn om het Paasfeest op te vatten als het feest dat een definitieve oplossing brengt voor het probleem van onze zaligheid. Voortaan is ’t zo, dat Onze Heer ons door Zijn Verrijzenis allen heeft meegenomen voor de zaligheid in het eeuwig leven. Voortaan behoeven wij ons geen zorgen meer te maken: Jezus is verrezen. Jezus is in de hemel. Wij zijn met Hem en wij zijn zeker van het eeuwig leven. Dat is een opvatting die heel veel op die van de protestanten lijkt, maar helemaal niet overeenkomt met de katholieke leer. Het Paasfeest is ongetwijfeld het hoogtepunt van het liturgisch leven van de Kerk. Het is hét grote feest. Maar laten wie proberen om wat meer licht te werpen op wat de Kerk ons over Pasen leert. Daartoe hoeven we maar terug te grijpen op de prachtige bladzijden van het Concilie van Trente over het Sakrament van de Eucharistie en het H. Misoffer, op alles wat we in heel onze katechismus hebben geleerd, en op de liturgie van vandaag, die wij zingen en die ons vast geloof ih de ware betekenis van het katholieke Paasfeest uitdrukt.

Pasen, wat betekent dat? Dat betekent “transitus”. “Transitus” betekent “overgang”. Als we Pasen vieren, dan vieren we de herinnering aan een overgang. Welke overgang? De uittocht van de Israelieten uit Egypte naar het Beloofde Land. Deze overgang werd gekenmerkt door gebeurtenissen die allemaal door Onze Heer, door God gewilde symbolen van een veel belangrijker overgang waren. De uittocht van de Israelieten werd eerst gekenmerkt door een offer. Alle Isrealieten moesten een lam offeren en hun deuren met het bloed van dat lam kenmerken. Ze moesten het staande eten, met een stok in de hand, klaar om op bevel van Mozes te vertrekken. Op een absoluut buitengewone, wonderbaarlijke wijze door God beschermd zijn ze vertrokken. Een lichtende wolk ging hun voor. God hielp hen ook nog door hun manna te geven in de woestijn. Ze hadden dus voedsel en kregen overvloedig water dat God uit de rots liet slaan. Het ontbrak hun aan niets. En toch waren velen in de veertig jaar die ze op hun weg naar het Beloofde Land in de woestijn moesten doorbrengen van slechte wil. Ze begonnen zich tegen Gods wil te verzetten. Ze begonnen te twijfelen aan Zijn beloften. Zelfs Mozes en Aaron twijfelden, zodat God hun zei dat ze het Beloofde Land niet zouden binnengaan. Niet zij zouden het volk van Israel het Beloofde Land binnenvoeren, maar Josua.

Dat is het symbool, dat als gebeurtenis in de geschiedenis opgetekend is. De eigenlijke betekenis is echter die van een andere overgang, van een ander Pasen. Dat andere Pasen is dat van onze Heer Jezus Christus zelf. Het paaslam was niets anders dan het symbool voor onze Heer. “Ziedaar het Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt”, zegt de H. Johannes de Doper. “Ecce Agnus Dei qui tollit peccata mundi.” Ja, Onze Heer is waarachtig het Lam. Hij zal worden geslachtofferd en daarvoor juist de dag van Pasen kiezen, de dag van het feest dat herinnert aan de overgang van de Israelieten uit Egypte naar het Beloofde Land.

Onze Heer wilde dus aangeven dat het bij dit door Hem uitgekozen feest ook om een “overgang” ging. Om welke overgang? Hij zegt ’t zelf en ook de H. Schrift zegt het: ” … want Hij wist dat Hij uit deze wereld naar Zijn Vader moest gaan”. Het is de grote overgang van Onze Heer uit deze wereld naar Zijn Vader, uit deze wereld van zonde en duisternis. en boosheid, waarvan de Egyptenaren, die het volk Israel in slavernij hielden, het symbool waren. Ook deze wereld leeft in de knechtschap van de duivel. Uit deze wereld moeten wij uittrekken naar het Beloofde Land, moeten wij overgaan naar de hemel. Onze Heer wist dat Hij uit deze wereld naar het Beloofde Land moest gaan, daarom stelde Hij het Sakrament van de Eucharistie in, het eucharistisch Offer. In die geest heeft Onze Heer dus tevens het priesterschap ingesteld, het Misoffer en het Sakrament der Eucharistie. Dat deed Hij op een wijze die helemaal overeenstemt met het symbool dat wordt uitgebeeld door de overgang van het volk Israel naar het Beloofde Land. Een slachtoffer, even waarachtig als dat van het lam. Een slachtoffer dat het teken zal zijn van onze zaligheid en dat onze zaligheid voortbrengt. En welk zal dat teken zijn? En wat voor slachtoffer zal ’t zijn? Dat slachtoffer zal Onze Heer zelf zijn. Hijzelf, die zich op het Krms zal offeren.

In deze dagen hebben wij onder de matutinen en de lauden en alle officies die we vanaf de woensdag in de Goede Week tot vanmorgen toe hebben gezongen, heel vaak de roep gehoord van Onze Heer tot Zijn volk, Zijn wijngaard, Zijn kudde. Wij hebben Onze Heer gehoord, die zich tot Jerusalem wendt, tot Zijn wijngaard, Zijn volk, en die zegt: “Wat heb Ik u toch gedaan? – Quid feci tibi?” Wat heb ik misdaan om zo verstoten en gekruisigd te worden? En toch wilde Onze Heer gekruisigd worden, juist om ons bij Zijn overgang mee te nemen, mee te nemen uit deze wereld naar het Beloofde Land, de hemel. Zo moeten wij ons afvragen: Wat is ons punt van vertrek? Wat is ons doel? Waar komen we aan? En welk middel hebben we om vanaf het vertrekpunt tot ons reisdoel te geraken, het doel van onze pelgrimstocht?

Het uitgangspunt voor ieder van ons, voor iedere ziel, is de toestand van vóór het Doopsel, een toestand waarin de duivel ons nog beheerst. Dat is ’t begin. Wij verkeren in slavernij zoals de Israelieten bij de Egyptenaren: de slavernij van de duivel. Uit die slavernij nu heeft Onze Heer Jezus Christus ons willen bevrijden. Door het Doopsel heeft Hij er ons van vrijgemaakt. Getekend door het Doopsel, door het Bloed van Onze Heer Jezus Christus, zijn we vrijgekocht in Zijn Bloed. Maar we weten heel goed dat we daarom nog niet gered zijn, dat we het doel waar we naar streven en waarvoor we zijn bestemd, het Beloofde Land, nog niet hebben bereikt. Wij zijn hier pelgrims zoals de Israelieten in de woestijn. Met veel lijden en moeilijkheden hebben ze veertig jaar in de woestijn doorgebracht. Maar ze werden gevoed door het manna en gelaafd door het wonderbare water dat God hun gaf.

Wij echter hebben veel meer dan dat manna, veel meer dan dat wonderbare water. Wij hebben het Bloed van Onze Heer Jezus Christus. Wij hebben de H. Eucharistie. Dat is ons manna, onze lafenis, ons voedsel op onze pelgrimstocht. Of we nu veertig of tachtig jaar hier beneden doorbrengen, wat doet ’t ertoe? Wij zijn in de woestijn en steeds zullen we gevaar lopen om terug te vallen in de slavernij van de duivel. We moeten ons dus beschermen. God geeft ook ons een lichtende zuil die ons de weg wijst. Dat is ons geloof. Dat is de Kerk, die ons door het geloof leert, waar we moeten lopen; die ons de weg wijst.

Maar ik zou vooral een ogenblik willen blijven staan bij het middel dat voor ons het voorwerp van onze devotie, het hart van ons leven, het motief van onze hoop en vooral de bron van onze liefde moet zijn: het Heilig Misoffer. “Cum pascha nostrum immolatus est Christus” – We hebben het pas gezongen en zullen ’t opnieuw zingen. Onze Heer Jezus Christus heeft zich geofferd als ons Paaslam, voor .deze doorgang. Wij hebben niet het recht te ignoreren, dat Onze Heer aan het Kruis gestorven is om ons te redden en zich als voedsel aan ons te geven, opdat wij niet omkomen. Dat is ons geestelijk voedsel. Zonder dat geestelijk voedsel, zonder dat H. Misoffer gaan wij te gronde. “Wie Mijn Vlees niet eet en Mijn Bloed niet drinkt zal het eeuwing leven niet bezitten”, heeft Onze Heer gezegd. Voor dat H. Misoffer moeten we dus een grote devotie hebben. Daar is ons Pasen. Daar is onze doortocht, onze weg. Een andere is er niet! Voor niemand in deze wereld is er een andere. Niet alleen voor de katholieken, maar voor alle mensen van de wereld is er geen andere weg dan de weg van het Kruis, da.n de weg van Onze Heer Jezus Christus, dan het Bloed van Onze Heer Jezus Christus, dan de Eucharistie die ons redt. Daarom moeten wij, die het geloof hebben, die vasthouden aan het geloof, ons innig hechten aan dat heilig Misoffer, aan die mysterievolle werkelijkheid van het heilig Offer van de Mis. Wij vergeten dat maar al te vaak. We moeten mediteren over die buitengewone werkelijkheid, die dood van Onze Heer Jezus Christus die op onze altaren wordt hernieuwd. En op onze altaren is ’t geen symboolmeer, maar de werkelijkheid van het Misoffer zelf. Lees opnieuw de prachtige bladzijden van het Concilie van Trente, dat ons zegt: “Het is dezelfde Priester, het is dezelfde slachtoffer.” Tussen Calvarie en de Mis, zo zegt ’t Concilie van Trente, is er alleen maar verschil in de wijze van het offer aanbieden. De ene wijze was een bloedige, de andere is een onbloedige. Maar het Offer is hetzelfde, precies hetzelfde. ’t Is dezelfde priester, Onze Heer Jezus Christus, die offert. Het is hetzelfde slachtoffer dat zich offert. Onze Heer Jezus Christus. Wij priesters zijn slechts de werktuigen waarvan Onze Heer Jezus Christus zich bedient. Wij handelen “in persona Christi”, in de persoon van Christus, om het drama dat zich op Calvarië heeft afgespeeld en dat ons allen aangaat waarachtig te herhalen. Wij kennen maar half de rijkdommen die de · goede God ons heeft geschonken, de liefde diè Hij ons bewezen heeft en die toont wat Hij voor ons heeft gedaan, en waar wij naar toe moeten. Waar moeten wij naar toe? Onze doel is, binnen te gaan in de H. Drieëenheid. Dat is het Beloofde Land! het Beloofde Land is de H. Drieëenheid, is de hemel. De hemel, dat is God! God is de H. Drieëenheid. Hij zal ons laten binnengaan in de H. Drieëenheid. En wat is de H. Drieëenheid? Wat moeten we daar doen? Wat zullen we daar zijn? Zij is de liefde: “Deus caritas est.” God is de liefde. De H. Drieëenheid is de liefde. Er is niets wat schoner, groter, lieflijker en heerlijker is dan de liefde! Lees de woorden van St. Paulus over de liefde. Wie de liefde heeft, die denkt niet aan zichzelf. Wie de liefde heeft, die denkt alleen maar aan de anderen. Dat doet onze Heer door het Misoffer.

Wie de liefde heeft doet alles voor de anderen. Niets doen voor zichzelf, alles doen voor de anderen en op de eerste plaats voor God. Dat is God beminnen. Als er nu één middel voor ons is om ons een (helaas zeer zwakke) voorstellig te geven van deze liefde in de schoot van de H. Drieëenheid, dan is ’t wel ’t H. Misoffer. Dat geeft ons een uiterst ontroerend en en waarachtig beeld daarvan. Want de schoonste, de  subliemste liefdedaad die hier op aarde ooit is gesteld, dat is toch wel de dood van Onze Heer Jezus Christus op het Kruis voor de verheerlijking van Zijn Vader en de redding van onze zielen. Liefde tot God, liefde voor de naaste, dat moet ons pakken als wij het H. Misoffer bijwonen. Wij moeten aangedaan zijn door de liefdedaad die Onze Heer volbrengt als Hij zich weggeeft voor zijn Vader, zich opoffert voor Zijn Vader, en al Zijn Bloed voor de verheerlijking van Zijn Vader vergiet. Door het Misoffer herstelt Onze Heer de eer van God, voert Hij de zielen weer terug in het rijk van Gods genade en schenkt Hij hun weer het eeuwig leven. Dat doet onze Heer door het Misoffer, als we ons altijd echt dieper bewust zouden zijn van dat offer, en voor het communiceren vuriger zouden bidden om Hem te mogen ontvangen en omdat de Heer Zijn liefde in onze harten zou doen branden om de zonde in ons uit te bannen. Want de zonde is juist alles dat is het tegendeel van de liefde. De zonde verzet zich tegen de liefde door de hoogmoed en door het egoïsme dat de liefde doodt. Hoe meer wij liefhebben, des te minder zondigen wij. En als wij zondigen, dan komt dat omdat wij tegen het gebod van de liefde ingaan. Laten wij ons toch aanvullen met die liefde, door het hart van Onze Heer, wiens hart in het onze klopt als wij Hem ontvangen in de H. Eucharistie. Hij, die geheel en al liefde is, die maar één verlangen heeft: ons daarheen te voeren, waar alleen nog maar liefde is, waar niets meer zal zijn dat met de liefde in strijd is. Dat is de hemel. U moet eens kijken naar waar men veel van elkaar houdt. Daar ziet U een stuk van het Paradijs. Een communiteit die één is in de liefde is al een klein begin van het Paradijs. Maar als men elkaar nog veel beter en veel meer bemint, zou dat nog heerlijker zijn. Wij kunnen ons, geen voorstelling maken wat de hemel zijn kan in vergelijk met dat wat we hier op aarde hebben aan geluk. Laten we dan ons best doen om ons steeds meer, steeds sterker te verenigen met Onze Heer Jezus Christus, ons te vervullen met Zijn liefde en zo onze hemel voor te bereiden.

Met slechts enkele woorden heb ik U misschien de tragedie kunnen doen begrijpen die wij heden beleven, de tragedie van de gelovige katholieken. Er zijn er die zich laten meeslepen door een zeker  oecumenisme, een zeker protestantisme, waardoor ze niet meer het echte geloof in het H. Misoffer hebben. Dan kwijnt de Kerk weg. De Kerk wordt unvruchtbaar. Niet’ de Kerk zelf, maar zij die de katholieke leer van de Kerk niet meer volgen. Dan verliezen ze de vruchtbaarheid die de Kerk juist in het H. Misoffer vindt. Daar komt allt vandaan. De hele bron van liefde in de Kerk is in het H. Misoffer, het Kruisoffer. Wij kunnen het H. Misoffer niet ontberen. Als we ’t anders opvatten, als wij niet meer geloven dat er op onze altaren een echt offer opnieuw wordt voltrokken, dan is ’t onvermijdelijk dat we de bron van onze liefde hier beneden uitdrogen. En we zien de gevolgen. Zodra de liefde niet meer vanaf onze altaren vloeit, verdwijnt de christelijke beschaving en komen we in een “kultuur” terecht die we tevoren niet hadden kunnen vermoeden.

Als ik denk dat ik evenals U enkele dagen geleden heb kunnen lezen dat er in vijf jaar twee miljoen kinderen in Frankrijk zijn vermoord… Twee miljoen kinderen! Is dat mogelijk? Is dat de liefde? Is dat mogelijk in een land dat zich katholiek noemt? Twee miljoen! En zo in alle landen. Vermenigvuldig dat met het getal van alle landen!

Stel U dat getal voor, al die miljoenen die gedood zijn door de mensen zelf, de ouders zelf! Is dat mogelijk? En nog met een christelijk leven!  Is er eigentlijk nog wel christelijk leven, katholiek leven in deze wereld? Is Onze Heer nog wel in deze wereld? Hij, de bron van de liefde? Is ’t mogelijk dat een ziel met nog een sprankje liefde zo’n afschuwelijke daad kan bedrijven? Neen, de katholieke Kerk van nu is zwaar ziek, en het is noodzakkelijk dat wij, die het geloof hebben, ons geloof bewaren in het, H. Misoffer, dat de bron van de liefde is. Omdat men niet meer in het Misoffer gelooft, omdat men niet meer gelooft in de tegenwoordigheid van Onze Heer in de H. Eucharistie en Hem niet meer in die gesteltenis ontvangt, daarom verdwijnt de liefde uit onze harten en zijn we tot afschuwelijke dingen in staat. Daarom is de mensheid in staat om dingen te doen die alles, wat de. wereld tot nu toe aan gruweldaden bedreven heeft, overtreffen. Wij moeten ons H. Misoffer dus tot elke prijs bewaren, ondanks de moeilijkheden die we kunnen krijgen, ondanks alle tegenstand die wie kunnen ondervinden.

Laat ik een klein voorbeeld aanhalen. Enkele dagen geleden kreeg ik een brief van de bisschop van Newcastle in Engeland, omdat de trouwe katholieken aldaar mij gevraagd hadden om hun kinderen het Vormsel toe te dienen. Ik heb besloten om gehoor te geven aan het verzoek van die katholieken, hun het Sakrament van het Vormsel toe te dienen, en de H. Mis van altijd te gaan opdragen voor de katholieken, die er mij om vragen en die recht hebben ot het ontvangen van die sakramenten, sakramenten die eeuwenlang in de kerken zijn toegediend en door hun ouders en grootouders zijn ontvangen. Maar daar krijg ik een brief van de bisschop van Newcastle, die me schrijft: “Ik verneem dat U in mijn bisdom wilt komen, wat ik diep betreur. U bent van plan om verdeeldheid te zaaien in mijn diocees. Bijgevolg verzoek ik U om niet te komen. U hebt niet het recht om in mijn diocees het Vormsel te komen toedienen”. Ik heb hem geantwoord: “Excellentie, ik ben gaarne bereid om gevolg te geven aan Uw verzoek niet in Uw diocees te komen. Ik vraag U alleen maar om aan die kerkgetrouwe katholieken toe te staan wat zij vragen. Zij vragen U om hetzelfde vormsel dat hun ouders, grootouders en voorvaderen hebben ontvangen. Zij vragen U om het Misoffer dat hun voorouders altijd hebben gekend en vereerd. In dit geval, als U het verlangen van die gelovigen inwilligt, dan zal ik niet naar Uw stad komen, want ik wil me helemaal niet tegen Uw wil verzetten”. Hij heeft me geantwoord: “Ik heb Uw brief ontvangen. Wat de liturgie betreft, die is wettelijk vastgelegd, dus kan ik er niets tegen doen, noch er iets aan veranderen.” Vanmorgen heb ik hem als antwoord geschreven: “Excellentie, pas op met te zeggen dat de liturgie door een wet veranderd is, en door die woorden te herhalen wat Uw katholieke voorgangers hebben gezegd, toen er uit Londen een wet kwam die de liturgie liet veranderen. Wat is er van Uw voorgangers geworden, en van allen die hen zijn gevolgd? Het zijn protestanten geworden. Zij hebben verzaakt aan het geloof, omdat er een wet uit Londen was gekomen met het bevel, de liturgie te veranderen. Zo is ’t ook nu gebeurd. Dat deze wet uit Rome komt is niet zonder meer een bewijs dat ze niet slecht kan zijn. ’t Is best mogelijk dt de vijand in Rome en het Vaticaan binnendringt en ons een wet geeft die ons tot protestanten maakt. De vijand die vier eeuwen geleden in London was is dezelfde als die, die heden in de wandelgangen van het Vaticaan erop uit is om druk uit te oefenen en ons wetten te geven die ons geloof zullen vernietigen. WIJ bidden dus, opdat de Paus de moed verkrijgt om die vijand, die overal in het vaticaan is doorgedrongen en de Kerk aan ’t vernietigen is, te verjagen. U zou zich moeten verenigen met onze gebeden, met de gebeden van die gelovigen die katholiek willen blijven. Gelukkig zullen over heel de wereld de gelovigen, die hun heel eenvoudig, oprecht geloof hebben bewaard dat ze in hun katechismus geleerd hebben de Kerk redden. Is ’t niet triest te bedenken dat er zo wemig geestelijken en bisschoppen zijn die, met de goede gelovigen, de goede aan hun geloof trouw gebleven katholieken, erop staan om hun geloof te bewaren? Dat er maar zo weinig zijn die weigeren om protestants te worden en zich te voegen naar schisma en ketterij?”

Ik weet niet, wat hij me zal antwoorden. Maar U ziet, welk drama wij beleven. Ik denk, dat wij gelovig moeten blijven. Wij mogen niet bang zijn, niet vrezen. Want als we vasthouden aan dat geloof van de Kerk dat door het Concilie van Trente werd gedefinieerd, dan zien wij dat juist dit Concilie op de 1e plaats de leer over het Misoffer duidelijk uitdrukt. Het zegt: “Dat is katholiek geloof. Wij, die hier onder de bijstand van de H. Geest bijeengekomen zijn voor een Concilie, wij verlangen dat alle gelovigen het zo bewaren als het altijd werd verkondigd en tot het einde der tijden zal worden verkondigd”. Zo is de leer van het Conilie van Trente. Die willen we bewaren. Dat is die leer die de Kerk ons altijd heeft verkondigd, en dat betekent, dat ze steeds zal worden verkondigd tot het einde der tijden. Daar zijn we aan gehecht, en zolang we dat zijn, kunnen we niet buiten de Kerk staan. Dat is onmogelijk.

Vragen we de H. Maagd, die zeker een buitengewone verering en een bijzonder begrip voor het H. Misoffer had, vragen wij haar ons te helpen om diep door te dringen in het grote mysterie van het Misoffer, dat grote mysterie van de Eucharistie, en ons hele leven lang daaruit te leven,
opdat wij eens in alle eeuwigheid daaruit kunnen leven.

In de naam van de Vader en de Zoon en·de H. Geest. Amen.